Vraag 36
Kolejna seria zdań: tłumaczymy, zadajemy pytania i zaprzeczamy.
Odpowiedzi
- On wstaje codziennie on szóstej.
Hij staat dagelijks (elke dag) om zes uur op.
Staat hij dagelijks om zes uur op?
Hij staat niet dagelijks om zes uur op.
Hij staat om zeven uur op.
- Śniadanie jemy zawsze o ósmej.
Ontbijt eten we altijd om acht uur.
Het ontbijt eten we altijd om 8 uur.
Eten jullie het ontbijt altijd om 8 uur?
Het ontbijt eten we nooit/niet om 8 uur.
Het ontbijt eten we soms om 8 uur.
- Przed południem zaczyna się nasz kurs.
Voor middag begint zich ons cursus.
‘s Morgens voor twaalf uur begint onze cursus.
Begint onze cursus ’s morgens voor twaalf uur?
’s Morgens voor twaalf uur begint niet onze cursus.
’ s Morgens voor twaalf uur begint onze les.
- Około piątej on wraca do domu i je obiad.
Ongeveer vijf uur keert hij terug naar huis en eet het diner
Rond een uur of vijf keert hij naar huis terug en hij eet de warme maaltijd.
Keert hij rond een uur of vijf naar huis terug en eet hij de warme maaltijd?
Rond een uur of vijf keert hij niet naar huis terug en hij eet niet de warme maaltijd.
Rond een uur of vijf keert hij niet naar huis terug en hij eet de soep.
- Dziś wieczorem około dziewiątej idę na film.
Vanavond rond een uur of negen ga ik naar de film.
Ga je vanavond rond een uur of negen naar de film?
Vanavond rond een uur of negen ga ik niet naar de film.
Vanavond rond een uur of negen ga ik naar het centrum.
- Idę spać o północy.
Om middernacht ga ik slapen.
Ga je om middernacht slapen?
Om middernacht ga ik niet slapen.
Om middernacht ga ik werken.